Leontien Kurpershoek, beelden en beeldende projecten
|
waterwerk |
|
|
Al van jongs af aan ben ik een opraper. Steentjes, een pot met schelpen, een botje, een tand, insecten, opgegraven potscherven lagen op een tafeltje, een randje of een bordje. Ik had overal kleine verzamelingen. Niets bijzonders maar al die opraapsels werden goede bekenden en het werden er steeds meer. En zo kwamen de doosjes. Voor het bewaren.
Eenmaal aan het werk op de kunstopleiding werd een vanzelfsprekend beroep gedaan op het kijken. En méér werd bewaard. Materiaalstukjes. Proefjes, van die dingen die een mogelijkheid in zich droegen.Stillevens op de studentenkamer. En meer doosjes.
Toen de jongens opgroeiden kon ik de wereld opnieuw ontdekken door de ogen van die kleine onderzoekers. Eén bleek net als ik. Hij hurkte neer en kon kijken, kijken, kijken. Er kwamen dode kikkers in huis, emmers met slakken, nog meer ‘ongedierte' en andere kleine wereldwonderen. Toen de kinderen er niet meer naar omkeken kwamen er meer doosjes.
Er was altijd wel zoiets als een natuurlijke selectie. Met het eerste wegbergen kwam ook de eerste schifting. Een doosje ging niet open en dicht zonder dat er wat weg moest: niet meer interessant, teveel van hetzelfde, vervangen door een mooier exemplaar.
Het gevonden voorwerp had intussen in mijn werk allang een vaste plek gevonden. Maar niet die vindsels uit de miniatuurverzameling. (Af en toe, als ik net dat ene pennetje, die roestige spijker, precies dat stukje touw nodig had dan dook ik de doosjes in.) Na een dubbele atelierverhuizing lagen er ineens toch wel erg veel kleine schatten die ik niet weg wilde gooien. Een hernia dwong me tot het maken van klein werk en ik besloot om de bewaarsels tot onderwerp te kiezen en te werken aan een definitieve ordening en tot het toegankelijk maken van de doosjes.
Het nieuwe lege atelier gaf ruimte om heel veel kleins uit te kiezen en als materiaalvoorraad uit te stallen. Dat vroeg vanzelf om een ordening omdat ik anders nooit bij elkaar zou kunnen zoeken wat zich met elkaar verhoudt. De foto's hierachter vormen daar de weerslag van. Elke serie werk lijkt te ontstaan op basis van een aantal spelregels die ik deels welbewust vooraf opstel en die soms ook tijdens het werken ontstaan en dan als een rode draad onder het handelen liggen. Sommige van die regels zijn er altijd. Dat zijn de eigenaardigheden die maken dat mijn werk herkenbaar is. Soms zijn ze er omdat ik ergens goed in wil worden of omdat ik precies uit wil zoeken hoe een idee uitwerkt.
Negen werken met negen uitgangspunten. |
|
|